de ziel is d'r uut

Het is juli 2021 en we hebben vakantie. We zijn er. Hij gaat ons voor naar de caravan met een klein trekkertje. We moeten ons best doen hem bij te houden. Het is regenachtig en hij trekt sporen in het grasveld van zijn camping. 'Dit is het dan. Moet je nog iets weten?' Of we de hond buiten het terrein willen uitlaten. Het ruikt muffig in de huurcaravan. H. kan de sleutel niet vinden, maar die ligt vast 'ergens'.

Hij is niet onvriendelijk of bot, eerder afwezig. Alsof hij zelf ook niet gelooft dat hij de eigenaar is van dit terrein. Een lange man. Niet slungelig. 'Ja vorig jaar stond het hier vol. Dus we dachten dat gaat wel vanzelf. Het is hier toch een topcamping. Misschien hadden we toch iets meer aan marketing moeten doen.' Als ik H. google blijkt dat hij aannemer was en 'iets anders met zijn leven wilde' en toen een camping kocht.

Dat er verder niemand anders staat op het niet te kleine terrein vonden we ook al opvallend. Ik heb al mijn gitaren bij me omdat ik later die week in de buurt ga optreden. Ik voel me unheimisch en dring aan op de sleutel. Is dat angst of verlangen naar geborgenheid? Allebei. In de caravan vinden we een paar beschimmelde dekbedden, maar gelukkig hebben we slaapzakken meegenomen. De boiler begeeft het juist als mevrouw K staat te douchen.

Het wás hier een topcamping. De eerste keer dat we op deze plek verbleven was rond 2011. We woonden net in Amsterdam en zochten een plekje 'ergens buiten'. Ik vond op internet een plek aan een riviertje in Groningen met een restaurantje en elk weekend muziekoptredens. Perfect! We huurden er De Blokhut en stookten vuurtjes in een korf. Tegenover ons een gepensioneerd blue collar stel in een stacaravan. De man zag ons stuntelen met dat vuur en beurde ons, pilsje in de hand, met een blok kaarsvet op zijn Grunnings op: 'gewoon prober'n'.

Het bleek een bezielde plek en dat kwam door de tóenmalige eigenaren, Teus en Karin. Hij een aardige en praatgrage man van in de vijftig (toen nog) en zij een goedlachse kunstenares die de winters in haar atelier vertoefde en de zomers in de keuken van hun camping. Ze trokken mensen aan van alle rangen en standen: van verdwaalde stadsratjes als wij tot échte Groningers of wat ik daaronder versta. Een paar jaar later speelde ik er zelf en zakte ik tot diep in de nacht door met het koppel. Hij vertelde eindeloze verhalen en leek zich elk optreden dat hij geboekt had nog van begin tot eind te herinneren terwijl hij nog maar eens een fles wijn uit de bar opdiepte. 'Ik zie dat je glas leeg is. Dat is kut.'

En nu? Nu is de ziel d'r uut. Het restaurant is weg. Er zijn geen optredens meer. De permanente stacaravangasten zijn van de een op de andere dag weggejaagd hoor ik later van een buurtgenoot, omdat H. een ander (rijker?) publiek wil aantrekken. 'Weet je wat het is', zegt H, terwijl hij de boiler in een mum van tijd fikst: 'Als ik met mijn zoon door de provincie rijd, zie ik overal gebouwen die ik neergezet heb. Mijn vrouw werkt in het onderwijs en dat is toch heel anders. Dat beklijft niet hè.'

's Anderdaags rijd ik naar de Blokker in Winsum om gezelligheidsmeuk te kopen: een plastic kleedje, kaarsjes en lampionnen. We maken er het beste van en vinden ook nog een fijne plek om te eten. In de loop van de week blijkt de show gecancelled wegens Covid. Eerder dan verwacht rijden we terug naar ons heem om nooit meer om te zien naar dit oord.

Deze column is opgedragen aan Lex Nelissen (1949-2021). Een man die bezield leefde en ons veel immaterieels moois bracht. Ik sprak de column in Zösters Plat uit als Léste waord op 27 november 2021 op de L1-radio: https://l1.nl/plat-eweg-leste-waord-door-harold-k-168122/

Teus en Karin hebben hun levenswerk voorgezet in een muziekrestaurant in Westeremden. De foto van het Reitdiep is gemaakt door Gertjan van Noord, gevonden op Flickr.